Digitaal notitieboek van John Wervenbos - Woonachtig in Rotterdam en werkzaam te Leiden - Antroposoof
zaterdag 20 december 2014
Onloochenbare veerkracht
Mignon (Goethe)
Vandaag is op mijn weblog Sprüche in Prosa spreuk 50 onder de aandacht gebracht. Spreuk 49 en spreuk 50 behoeven anno 2014 toelichting, enige toelichtende noten. Bij het schrijven ervan werd mij duidelijk dat ik er daar eigenlijk net zo goed een apart blogbericht over zou kunnen schrijven, waarvoor mijn weblog Cahier als digitaal notitieboek dienst kan doen. Het heeft mijn voorkeur om uitgebreider commentaar en artikelen naar aanleiding van Goethe’s aforismen en stellingen op mijn website Antroposofie in perspectief te plaatsen, maar dat vraagt een mate van voor- en toebereiding welke meer tijd vergt dan waarover ik momenteel beschik. Ik zet er echter wel op in om dit in de eerste helft van het jaar 2015 te realiseren. De genoemde website en het weblog Sprüche in Prosa mogen een tandem gaan vormen. Hieronder mijn commentaar bij spreuk 49 en spreuk 50.
Jean-Jacques Rousseau
Bij lezen van Goethe’s autobiografie Verdichting en waarheid en de biografie Goethe – Leven en werk van Herman Grimm (1828 - 1901) wordt mijns inziens duidelijk dat Goethe met de inhoud van spreuk 49 en 50 aangaande filosofen waarop hij wees zonder die bij name te noemen, op met name Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778), Denis Diderot (1713 - 1784) en Voltaire (1694 - 1778) doelde. Zijn taxatie van het werk en de literaire uitingen van Voltaire is scherp, zeker niet één en al lof, integendeel zelfs op bepaalde punten moet worden gezegd, maar zijn waardering voor Rousseau, die een potentiële harmonie tussen mens en natuur tot uitgangspunt nam, denk aan zijn bekend geschrift Emile, of Over de opvoeding (1762), staat in ieder geval buiten kijf, hoewel hij naar mijn indruk ook naar onderdelen van Rousseau's werk zeker wel enige reserves behield. De basis restricties worden in spreuk 49 en 50 al aangegeven. Impliciet.
Voor en rond Goethe’s tijd vond er een levendige uitwisseling plaats tussen Engelse en Franse filosofen. Zoals bekend overheerste bij de Engelsen het empirisme en bij de Fransen, en een uitgebreider deel van het vaste continent van Europa, het rationalisme. Voorts speelden zeker punten van het materialisme, sensualisme en spiritualisme. Neem bijvoorbeeld de uitgesproken mechanistische en materialistische denkbeelden van Julien Offray de La Mettrie (1709 -1751), tot uitdrukking komend in zijn werk De mens een machine (1748), waarvan de volledige inhoud op deze webpagina gelezen worden. Denk ook aan de invloed van de Britse filosoof John Locke (1632 - 1704), welke vooral bij de Fransen een bloeiperiode van het sensualisme (nadrukkelijke fixatie op zintuiglijke waarneming) tot gevolg had.
Goethe laat in zijn ontwikkelingsroman Wilhelm Meisters leerjaren (1795/96) onder andere Mignon als roman personage figureren, een personage die zekere raakvlakken vertoont met menskundige voorstellingen van Rousseau naar voren komend in diens eerder genoemde geschrift Emile, of Over de opvoeding. Steiner behandelde dit punt een aantal keer in voordrachten, waarbij hij Mignon als eigenlijk een belichaming van een zigeunergeest (ontwikkelingsstadium en geestesgesteldheid) duidt en dienaangaande op overeenkomsten wijst met de pedagogische denkbeelden van Roussaeu. Mignon en Goethe’s ontwikkelingsroman als geheel werd door Steiner eveneens interessant behandeld in de voordracht Het wezen van het egoïsme (Berlijn, 25 mei 1909); naar het Nederland vertaald afgedrukt in de boekuitgave Metamorfosen van de ziel.
Interessant vergelijkingmateriaal biedt de film Falsche Bewegung (1975) van Wim Wenders. Het scenario is gebaseerd op een bewerking van Peter Handke van de roman Wilhelm Meisters Lehrjahre (1796) van Johann Wolfgang von Goethe. Met Nastassja Kinski in de rol van Mignon. De film staat geheel geüpload op Youtube. Zie hieronder.
Ludwika Kowalewska
Een vrije school heb ik in mijn eigen leerjaren niet doorlopen. Als ik zie wat bijvoorbeeld op het Rudolf Steiner College Haarlem aan muziekonderwijs tot stand wordt gebracht, ontstaat bij mij eerlijk gezegd een verlangen naar iets wat voor mij niet heeft mogen zijn. Maar goed, niet getreurd. Alles, of laat ik zeggen heel veel, heeft zijn goede zin en reden. Zie de onderstaande prachtige muziekuitvoering van het Rudolf Steiner College Haarlem dit jaar, technisch bezien zeker niet perfect, maar mooi in zijn streven en met een weloverwogen en goed geslaagde muziekkeuze. Het werd opgevoerd in de Kathedraal basisliek Sint Bavo Haarlem. Vooral het Requiem für Mignon, spreekt me aan. Past natuurlijk goed bij het in dit blogbericht aangesneden onderwerp. Wat bijzonder moet dat zijn om daaraan als jongeling medewerking te verlenen, deelnemer te zijn, uitvoerend musicus in feite, weliswaar nog in onvolmaakte vorm, maar toch! En ook een welgemeend compliment aan Ludwika Kowalewska, die de koren en het orkest met verve leidde. Bis bis bis!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten