![]() |
Chimaera op de Notre-Dame van Parijs |
Geen schim meer
Mefistofeles vorst – ziet mij aan –
en kan niet ontgaan
mijn doemen op welkers-veld.
Welk verwelkt? Of is nog-niet-benoemd: ontluikt.
Chimaeren kan ik hier ontwaren,
inborst veert op; look verlokend verdeeld.
Verdraait, zeggen zij; verdraait is alles hier!
Scheelt dat geen zier? Verdomd! M’n hart spreekt…
Stamel, strompel, weeg, beweeg.
Recht de rug, stavast met vrije handen.
‘k Ontwaak. Zinnen aan licht.
Vergund.
(J.W.)
Schemer kan intreden als invallende duisternis, toegedekt onderscheid en ontbreken van perceptie; contouren vallen weg. Maar het kan zich ook voordoen als opschemering. In verschijning tredende silhouetten die gaandeweg worden ingekleurd; voor een mens met verder ontwikkelde kenvermogens: (1) levendige en uitdrukkingsvolle beelden en (2) imaginaties van wezens die met elkaar in samenhang staan en alleszins betekenisvol zijn.
Opdracht
U komt weer op me af, kring van chimaeren!
die ik omfloerst aanschouwt heb in mijn jeugd.
Lukt het mij deze keer u te bezweren?
Ben ik nog altijd tot die waan geneigd?
Uw aandrang groeit! Welaan u mag regeren,
nu u rondom uit mist en nevel stijgt;
mijn hart klopt sneller, jeugdig weer bewogen
en door uw tovermacht opnieuw bevlogen.
U roept de beelden op van blijde dagen,
beminde schimmen treden uit hun nis;
en als een oude, halfvergeten sage
ontwaken vriendschap, liefde, jong en fris;
de pijn wordt nieuw, opnieuw echoot mijn klagen
de dwaze doolgang die het leven is
en telt de vrienden die, voorgoed verstoken
van nieuw geluk, vóór mij de ogen loken.
Mijn luisteraars van ’t eerste uur, zij horen
van deze late zangen er niet één;
dat trouwe gehoor ging in de wind verloren,
de weerklank van weleer, ach! die verdween.
Ik zing mijn lied voor onbekende oren,
oogst ik nu bijval, krimpt mijn hart ineen
en zij die in hun ziel mijn lied bewaarden
zijn hopeloos verstrooid over de aarde.
En eensklaps blijkt mijn doodgewaand verlangen
naar ’t stille rijk der schimmen niet gestild
en fluisterend suizelen mijn gezangen
alsof het snaarwerk van een windharp trilt,
ik huiver, tranen stromen langs mijn wangen,
mijn stugge hart, het voelt zich zacht en mild;
wat ik bezit verschuift naar het verleden
en wat verdween, wordt werkelijk in het heden.
Uit: Faust, een tragedie van Johann Wolfgang von Goethe (1749 - 1832); openingsstuk. Vertaling: Ard Posthuma; uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam (2008)
Red Hot Chili Peppers
Under the Bridge
Ik heb net de hele Faust-opvoering aan het Goetheanum aanschouwd. Een bijzondere ervaring. Dus extra leuk om het ook nu hier tegen te komen. Enkele dagen geleden verscheen dit bericht, misschien spreekt het je aan.
BeantwoordenVerwijderenhttp://www.neerlandistiek.nl/2017/07/een-zomerboek-wonderwezens-klein-overzicht-van-mythische-figuren/
Tjonge. Dat zal een rijke ervaring zijn geweest Michel! Ja 't Faust en Parsifal epos leven diep in mijn gemoed en ben al jaren heel bewust met daaraan verbonden thema's bezig. Dank je voor de boektip. Lijkt me een goed boek met mooie illustraties. Het ligt in de schappen bij Donner. Zodra ik er van de week weer binnenstap, zal ik het openslaan.
VerwijderenVerdiepingsstof op de inhoud van dit blog en het vorige blog volgt met een nieuw blog dat ik later vandaag op Cahier zal plaatsen.