![]() |
Citaat Rudolf Steiner? Wat is de Duitse bron en context? |
Wil je mijn verwildering zien? Wil je het echt weten? Kijk dan in mijn ogen. Zie je zelf aan. Breek de dagen zoals ze komen. Onwrikbaar. Jij was het. Jij en jij alleen. Als een bezetene ging ik te keer of beter gezegd: liet ik te keer gaan. En jij, jij die me liet, zag het monster niet dat in je huist, zetelt, troont, almachtig.
Wat wil je? Wat wil je nog? Mij kun je niet zien, alleen maar weten met schampere twijfel. Ik besta, maar jij niet. Jij eigenlijk niet. Feitelijk niet. Nooit… Ik ben jouw waterloo, jouw ondergang. Beestachtig klauw ik verder, beurtelings heersend en onderworpen; op mijn manier vereeuwigend. Ik zuig je leeg tot en met de laatste (levens)druppel, bespoedig je laatste levensadem. Eerst van buiten- en nu van binnenuit. In je kindertijd was ik je al te machtig en als grijsaard zal ik je verpulveren. Definitief!
Ik:
Wat bezielt jou, mijn beste? Ja ik zie je niet en weet je des te meer. Mijn lichaam is voor jou, zo vaak, ten telkenmale. Verwoestend is je uitwerking, vernietigend is je blik. Fascinatie. Fascinatie is jouw levenssfeer, actieradius en kerker. Hypnose is je wapen; eindeloze suggestie. Je wilt zien tollen, jouw stilte, jouw lome leegheid. En als je Lilith om bekrachtiging smeekt, jouw meester gebiedt dat, breken alle dijken door.
Niet-ik:
Wat weet jij van mij? Heb jij kenvermogen? Nimmer! Nooit en te nimmer! Je bent van mij, van mij alleen. Ik ben jou en jij niet mij. Enkel je lichaam dient me, hulsel slechts voor mijn hartstocht en mijn niet-zijn. Wat ik liefde noem is haat en mijn haatdragendheid is afgunstig. Alleen mijn heil telt. Pleziert.
Ik:
Wil je niet weten wie ik ben en wat ik word? Je kunt en zult mij niet stoppen. Geen gram twijfel of angst huist in mij en ook haat draag ik niet. Je verhouding met jouw meester is niet de mijne, mijn innerlijk is anders, is geest zelf. Vrij. Je kunt zoeken wat je wilt, razen al je wensen, maar vergis je niet, mijn lichaam is mijn… Mijn tempel!
Literatuur
❷ Esoterisch uur; Hannover, 31 december 1911 (GA 266b; bladzijde 272 t/m 282)
Ruim een maand liet een nieuw blog op zich wachten. Vandaag kon ik er toch één schrijven. Een belangrijke, hoewel ik me kan indenken dat de korte vertelling en het onderwerp bij een aantal lezers bevreemding kan wekken. Maar goed, al met al zijn dit evengoed zaken des levens.
BeantwoordenVerwijderen